Programmawijziging
Het openbare middagprogramma in Luxor Live komt te vervallen i.v.m. afzegging Sennett om gezondheidsredenen.
Het openbare ochtendprogramma gaat door zoals gepland.
Het besloten ochtendprogramma in Luxor Live gaat ook door zoals gepland (zie onder 'archief'), en wordt opgevolgd door een korte (besloten) sessie in de middag waarin de betekenis van Sennett's theorie ten aanzien van het ambacht in relatie tot het kunstonderwijs onderzocht wordt.
Doing Diderot 20 april 2011 luxor live arnhem
Symposium over het 'maken' in de kunsten, over ambacht, vakmanschap en onderzoek.
Doing Diderot: new visions on making in the arts
Doing Diderot: New views on making in the arts is een symposium over de hernieuwde belangstelling voor het maken in de kunsten. Centrale gast is de gelauwerde Amerikaanse socioloog Richard Sennett (VS 1943). De theorie die hij beschrijft in het boek De ambachtsman. De mens als maker (2008), vormt het uitgangspunt van de dag. Hierin roept hij op tot een herwaardering van het vakmanschap. Hij refereert daarbij aan Diderots beroemde Encyclopédie, ou Dictionnaire raisonnée de l’art et métiers, waarin het maakproces van de vakman in tekst en beeld centraal staat. Sennett onderzoekt het verband tussen hoofd en handen, tussen denken en doen. Elke vaardigheid veronderstelt volgens hem zowel lichamelijke oefening als verbeeldingskracht.Richard Sennett schrijft over de stad, de arbeid en de cultuur. Hij geeft les in sociologie aan de New York University en aan de London School of Economics.
Richard Sennett
Diderot
dinsdag 19 april 2011
Besloten voorprogramma Doing Diderot 20 april
Toelichting besloten voorprogramma Doing Diderot.
De verschillende lecoraten nemen deel door elk een atelier te presenteren waarin ambacht en onderzoek centraal staat. Deelname aan dit programma alleen op uitnodiging van een van de Landelijke Kunstlectoraten. Hierbij een overzicht van de 12 te bezoeken ateliers:
1. Naam atelier: Etudes in interdisciplinariteit – oefeningen in het grensverkeer tussen de kunsten
Aanbieders: Johan Luijmes, wissellector Interdisciplinariteit aan de Hogeschool Zuyd in samenwerking met Sabine Kühlich, hoofddocent jazz-zang.
Sinds het begin van zijn tweejarige aanstelling als wissellector Interdisciplinariteit in het kunstonderwijs werkt Johan Luijmes aan een reeks ‘etudes in interdisciplinariteit’. Het doel van zijn onderzoek is te beoordelen of en hoe oefeningen met gemeenschappelijke begrippen en werkwijzen uit de verschillende kunstdisciplines bijdragen tot nieuwe interdisciplinaire werkvormen.
In de muziek gaat de ontwikkeling van instrumenten al eeuwen hand in hand met de ontwikkeling van nieuwe speelmanieren. Om speelmanieren te ontwikkelen en speeltechnieken te verbeteren schrijven componisten zogenaamde etudes. Door het genre de etude los te koppelen van de muziek en te vertalen naar het ‘grensverkeer’ tussen kunstvormen, ontstaan oefeningen om interdisciplinaire vaardigheden aan te leren of verder te ontwikkelen. Interdisciplinariteit en grensverkeer in de kunst impliceert het vergelijken van verschillende disciplines met elkaar maar ook het zoeken naar gemeenschappelijkheid.
Het proces van vergelijking van kunstdisciplines het uitgangspunt voor het maken van de etudes. Elke etude beschrijft (het ontwikkelen van) een vaardigheid, een oefening met voorondersteld gemeenschappelijk interdisciplinaire begrippen of werkwijzen uit verschillende kunstdisciplines. Taligheid speelt niet alleen een rol in het formuleren van de etudes, maar ook begrippen uit de artistieke taal zelf fungeren als oefenmateriaal. Interdisciplinariteit is overigens geen doel op zich - het onderzoek naar interdisciplinaire werkvormen fungeert als een spiegel naar de eigen discipline en openbaart een vreemde vertrouwdheid in de andere discipline.
Autonomie en Openbaarheid in de Kunsten / Hogeschool Zuyd,
Lector Peter Peters
2. Naam atelier: Gebakken land
Aanbieder: Irene Fortuyn
In deze workshop is de transformatie van het Nederlands landschap onderwerp.
Hoe ontmoeten de in kantoren bedachte en ontworpen plannen de materialiteit van het land zelf?
De boer, de klei, de koeien en het gras. Hoe wordt omgegaan met de geschiedenis en de kennis van het landschap die besloten ligt in de omgang met de materialiteit van het landschap?
De workshop begint met een inleiding over het Gebakken Land project, gevolgd door de uitnodiging een baksteen te maken van klei uit het gebied met daarin een stempel, inscriptie, teken, indruk, afdruk of symbool. Die stenen zullen onderdeel worden van een wandelpad dat als een getekende slinger door het ‘gebakken land’ gelegd zal worden. Hoofd, hart en handen.
Met vieze handen, al makend is het veranderende Nederlandse landschap, sculptuur Nederland onderwerp.
Achtergrond van
GEBAKKEN LAND
"Gebakken Land" is een project dat in opdracht van de Gemeente Lansingerland in de voormalige polder en het toekomstige bedrijventerrein Oudeland gerealiseerd wordt.
Het fixeren van de geschiedenis en de verandering van het landschap wordt zichtbaar gemaakt door een wandelpad dat is samengesteld uit bakstenen gemaakt van de klei uit het gebied en met keramische grote letters die de landschappelijke kwaliteiten van het gebied verwoorden en verspreid door het gebied nieuwe vergezichten vormen.
De voormalige eigenaar van het land, boer Koot, heeft in het hele project een centrale rol gekregen. Zijn voormalige hooiberg, die door de verandering van de bestemming van het land zijn functie verloren heeft, is omgebouwd tot atelier waarin de letters en de bakstenen gemaakt zullen gaan worden. Met de klei van het land ter plekke gemaakt.
In het hooibergatelier, dat middenin Oudeland ligt, zullen gebruikers- en bewonersgroepen van het gebied uitgenodigd worden om een baksteen met eigen signatuur te komen maken. Inzicht in de geschiedenis van het landschap maakt reflectie over het heden mogelijk. Boer Koot zal tijdens de hooibergworkshops in en om de boerderij vertellen over de 2 eeuwen dat zijn familie hier geboerd heeft. Het land is nu nog onbebouwd en de contouren van de polder nog zichtbaar. Van de deelnemers van de workshop zullen foto's gemaakt worden mét baksteen en als het pad over een à twee jaar gelegd is wordt iedereen uitgenodigd om het pad te komen lopen, zijn steen te vinden en het nieuwe landschap te zien.
Het maken is in dit project sociaal. Iedereen wordt uitgenodigd om door het maken van een baksteen met persoonlijke stempel een bijdrage te leveren aan het te realiseren wandelpad en het toekomstig sociale functioneren van het gebied. Het project wordt zo ook zelf een gedeelde geschiedenis. Het product ervan wordt zichtbaar onderdeel van het landschap.
Kunstenaars Theorieën, Koninklijke Academie Den Haag
Lector Janneke Wesseling
3. Naam atelier: The myth of the craftsman
Aanbieder: Bas van Beek
www.lkpr.nl
As an anti-designer Van Beek criticizes branding and intelligent marketing mechanisms, poor conceptualism and uncritical designer cults. His work explores the connection between politics and design. Van Beek often works with found materials, exploiting the aesthetics of the random and of chance. He is the head of designLAB at the Gerrit Rietveld Academy, Amsterdam. His work is in the collections of the Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, Museum Princessehof Leeuwarden. Zeeuws Museum Middelburg
What would you say is the vision/design philosophy of the present generation of designers? Do you see a constant thread? Is there something that connects them? Or not?
What I gather from my Dutch design colleagues is that they ‘simply want to make beautiful things‘. In doing so, you don‘t really, in fact, take any responsibility. You can’t have a debate about it: it’s good because it’s beautiful, so keep your mouth shut. You can’t really call that a philosophy, even though they do pretend to want to improve the world. Recently, I asked a designer what his intentions were. His answer? ‘To make a shitload of money.’ There‘s a strange kind of romance surrounding the self-made product. If you‘ve put 100,000 hours into the casting, sanding and polishing of a chair, it suddenly becomes beautiful and virtuous because you can see all the work that‘s gone into it. But the craftsman would just laugh in your face if you thought that it was him who had put hours and hours of monotonous work into making the chair. He wants the process to be as efficient as possible so he gets other people to do it. These new sweatshops are filled with graduates who actually enjoy it. It‘s shocking, but the harsh reality.
Kunst en publieke ruimte Universiteit van Amsterdam
Lector Jeroen Boomgaard
4. Naam atelier: Technologie en theater – Performance Lecture over flexibele technologie in het creatieve maakproces en de potentie van Mixed Reality.
Aanbieder: Joris Weijdom, hoofd onderzoeksgroep Virtueel Theater, namens het Lectoraat Theatrale Maakprocessen. Met medewerking van Jochem Naafs, Ferdy Guliker en Roderick Gadellaa. Kun je met technologie improviseren op de vloer in een theatermaakproces? Hoe moet je zoiets doen? En wat levert dat dan op?
Het gebruik van technologie in het theater is zo oud als het theater zelf. Hedendaagse technologische ontwikkelingen gaan echter zo snel dat theatermakers niet alle innovaties kunnen bijhouden en integreren. In een theatermaakproces waar improvisatie en maken op de vloer een rol speelt lijkt complexe technologie vaak een belemmering voor de creatieve flow van het moment. Zowel technologie als de maker moeten zich aanpassen om samen te kunnen werken.
Deze theatrale lezing geeft een kort overzicht van het onderzoek dat is gedaan door de onderzoeksgroep Virtueel theater in de afgelopen 4 jaar. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Performance Engine, een door de onderzoeksgroep ontwikkelt prototype van een interactief systeem die improvisatie mogelijk maakt met digitale media. Doordat de interface, een soort intermediair tussen de gebruiker en het systeem, zo is ontworpen dat onmiddellijk aanpassingen kunnen worden gemaakt, kunnen makers keuzes op de vloer uitproberen en de consequenties ervan ervaren en interpreteren. Diverse makers gingen in diverse zogenaamde LABs met dit systeem op uiteenlopende manieren en momenten in hun maakproces op zoek naar de potentiële meerwaarde van digitale media in hun werk. De lezing zal deze praktijk gebaseerde onderzoeken in een breder kader presenteren en het systeem live demonstreren om een beknopt ervaarbare indruk te kunnen geven aan het publiek.
Theatrale maakprocessen, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Lector Nirav Christophe
5. Naam atelier: Doing (dance) documents
Aanbieder: Maria Ines Vialasmil, Vivianne Rodrigues, John Taylor en Marijke Hoogenboom “Where can dance come to rest after it has been done? Where does dance move to? And how is it revived in our memory?” (André Lepecki)
Doing (dance) documents stelt een actueel probleem van ‘het nieuwe maken’ op het gebied van dans en choreografie centraal. Namelijk de traditie van particuliere overdrachtssystemen en de afwezigheid van een universeel notatiesysteem.
Terwijl de danskunst gewaardeerd wordt voor zijn directe beleving en zijn vluchtig bestaan in de tijd, leidt juist het gebrek aan adequate documentatie- en notatiesystemen, tot een aantal cruciale vragen voor de sector. Hoe kunnen werken uit het verleden gereconstrueerd worden zodat er sprake is van repertoirevorming? Hoe kunnen artistieke methoden en werkwijzen doorgegeven worden aan een jongere generatie? Op welke manier kan choreografische kennis aansluiten bij andere relevante artistieke, technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen? Welke middelen zijn geschikt om hedendaagse dans toegankelijker te maken voor een breder publiek?
Als direct response op dit dilemma hebben in de dans juist een aantal vooruitstrevende internationale gezelschappen spraakmakende onderzoeksprojecten opgezet die gebruik maken van geavanceerde nieuwe media om danspraktijken digitaal te ontsluiten en over te dragen. Doing (dance) documents zal aan de hand van een specifiek thema in de dans concrete ‘digital tools’ introduceren en verschillende manieren laten zien hoe deze instrumenten in het onderwijs en in de kunsten ook daadwerkelijk worden toegepast: bij het leren en analyseren van beweging, bij het noteren en doorgeven van dansmateriaal, en ten slotte bij de creatie.
De workshop maakt gebruik van de resultaten die het tweejarige, interdisciplinaire Raak project Inside Movement Knowledge teweeg heeft gebracht.
http://insidemovementknowledge.net
Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Lector Marijke Hoogenboom
6. Naam atelier: De componist die filmt
Aanbieder: Arnoud Noordergraaf Wat is het maakproces van een componist? Het klassieke beeld is dat van een verstilde werkkamer met een partituur in wording. De basis van het ambacht is ‘noten schrijven’ voor musici die, die noten later spelen. Dat traditionele maakproces staat nu in een tijdgeest van media, technologie en beeldcultuur waar grenzen tussen disciplines, grenzen tussen de zaal en de straat, grenzen tussen de maker en zijn publiek niet meer hard zijn. Componist Arnoud Noordergraaf studeerde compositie aan het Koninklijk Conservatorium. Hij componeert, maar is gaandeweg in interactie met die muziek steeds meer gaan filmen. De uitkomsten worden muziektheatraal, met personages en setting en al, uitgevoerd. Dat vraagt van zijn maakproces weer het aspect ‘regie’. In het atelier ‘de componist die filmt’ toont Noordergraaf fragmenten van zijn werk en van de manier waarop hij in het maakproces dwars door disciplines wandelt.
Koninklijk Conservatorium Den Haag
Lector Bart van Rosmalen
7. Naam atelier: Improvisation- Conversation
Aanbieder: Wiek Hijmans en Bart van Rosmalen
In een gesprek staat, zoals in een improvisatie, niet van tevoren vast wat er gezegd gaat worden. Loop en verloop zijn nog ongewis. Er is een begin. De interactie ontwikkelt zich in spanning, ontspanning en toenemende verwikkelingen. En er is een slot. En als een gesprek ‘lukt’ zit er net als bij een improvisatie iets van een pointe in, een plot. Verschillende lijntjes vinden elkaar in samenhang. Het ‘maakproces’ van een improvisatie en van een gesprek toont interessante parallellen. De kennis daarover laat zich pas echt kennen in het doen. ‘I’ll play it first and tell you what it is later’ is de uitspraak van Miles Davis. Dat recept volgen Wiek Hijmans gitaar en Bart van Rosmalen-cello in het atelier improvisation- conversation. Het Koninklijk Conservatorium in Den Haag stelt het thema improvisatie gedurende meerdere jaren centraal in onderwijs, onderzoek en projecten.
Koninklijk Conservatorium Den Haag
Lector Bart van Rosmalen
8. Naam atelier: Methodologies of Spontaneity
Aanbieder: João da Silva (ArtEZ) We will make/produce short dances which require decision-making in real-time in a non-prescriptive manner. I am particularly interested in observing the differences in what is psychophysically produced between Open-Form Composition (non-prescribed and pre-determined) and open improvisation (non-prescribed and undetermined). Simple working images and group structures will be proposed. For this no formal dance training is required.
Joao da Silva Jr. is master NLP practitioner and Head of Dance Unlimited, the Master Program in Choreography of ArtEZ
http://www.artez.nl/dance/Master_Choreography
http://danceunlimited.wordpress.com
Theorieën in de kunst ArtEZ Arnhem
Lector Peter Sonderen
9. Naam atelier: Blokmapping
Aanbieder: Meike Eggers en Michael Anhalt (Bildkombinat - Zuid) in samenwerking met Flip Bool, lector Fotografie AKV/ St. Joost
“The traditional world-map needs to be re-interpreted. Waldo Tobler’s first law of geography - everything is related to everything else, but closer things are more closely related - is fundamentally inverted under the regime of information” (J.J King)
Inleiding: Informatie, geschiedenis en mensen lijken meer en meer los te komen van een bepaalde ruimte. En toch vormen zij, zoals vanouds, de ruimte waarin wij elkaar ontmoeten. Wat is ruimte nog in een tijd waar alles met elkaar verbonden is en gelijktijdig van elkaar gescheiden lijkt? Wat te doen met de stroom aan (digitale) informatie die zich aandient?
Blokmapping is een archief waarin informatie over een bepaalde ruimte wordt verzameld.
Deze informatieruimte (genoemd blokmapping ruimte) is een door ons vastgelegde straal van 333m, met als middelpunt de Blokweg, Hillesluis, Feijenoord-Rotterdam (nr.13 op de lijst van “aandachtswijken”). Wij hebben als beeldend kunstenaars (sinds 2009) onze eigen woonomgeving als onderzoeksgebied gekozen.
Als “aandachtswijk” en multiculturele smeltkroes weerspiegelt dit gebied de mogelijkheden en proble- men van deze tijd. Wij zijn geen buitenstaanders die afstandelijk naar deze wijk kijken, wij kijken van binnen naar buiten en samen met onze buren. Wij kijken vanuit het heelal naar ons stukje Rotterdam (door de ogen van Google Earth) en vanuit het perspectief van een zandkorrel. In het kort: wij zijn bezig met een extreme vorm van
mapping van onze ruimte.
Het doel van dit archief is het de visuele totaliteit van een ruimte te documenteren, te onderzoeken, te beschrijven en te bundelen. Wij archiveren informatie van objecten en subjecten in de Blokweg en in de blokmapping ruimte eromheen. Bijvoorbeeld ruimtelijke gegevens zoals gebouwen, of privé informatie van bewoners zoals boodschappenlijstjes of familiefoto’s.
Met behulp van fotografie, video, gevonden beelden en statistieken onderzoeken wij de analoge en
digitale gegevens van dit stukje Rotterdam tot in de kleinste details. De architectuur, de straten, het afval, bomen, planten en bewakings camera’s. De bewoners, de sporen die ze op internet achterlaten, hun boodschappenlijstjes en herinneringen.
In samenwerking met uitgenodigde professionals, die het blokmapping archief kunnen gebruiken voor onderzoek, willen we een nieuwe “law of geography” definiëren. In samenwerking met verschillende Rot- terdamse partijen zoals het Historisch Museum, Dienst Kunst en Cultuur en Pact op Zuid wordt op basis van blokmapping een model ontwikkeld dat ook toegepast kan worden in andere stedelijke gebieden.
Fotografie, St Joost Breda
Lector Flip Bool
10. Naam atelier: Idolatrie en Iconoclasme, Figuratie en Abstractie, Iets en Niets, Scheppen en Vernietigen, Absoluut en Relatief
Aanbieder: Henri Jacobs In het Artistiek Onderzoek aan de Rietveld Academie te Amsterdam ben ik deze tegenstellingen langzaamaan beter aan het begrijpen in wat voor invloed zij hebben op het maken van figuratieve en abstracte beelden. In de workshop wil ik over het onderzoek wat vertellen. Hopelijk kan met iedereen dan een gedachtewisseling ontstaan over deze schijnbare tegenstellingen en de impact ervan op het maken van beelden.
Beeldend kunstenaar Henri Jacobs woont en werkt sinds 1993 in Brussel. Hij studeerde aan de Sint Joost Academie in Breda en de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Na vier jaar zelfstandig gewerkt te hebben volgde een werkverblijf van twee jaar aan de Rijksacademie in Amsterdam. In het najaar van 1990 volgde een werkperiode van een jaar in het Van Doesburghuis in Meudon, onder de rook van Parijs.
Zijn schilderijen en tekeningen zijn gepresenteerd in solo- en groepstentoonstellingen in galeries en musea in Brussel, Brugge, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Tilburg, New York, Parijs en Venetië. In 1997 is het boek “Parcours de Tocht” verschenen bij twee tentoonstellingen in de musea van Oss en Schiedam.
Verschillende klein- en grootschalige kunstopdrachten horen inmiddels tot zijn oeuvre, zoals een baksteenmozaïek met 4 kleuren baksteen gemetseld in 7 gevels aan de Melis Stokelaan in Den Haag. In Amsterdam Zuid zijn 7 muurschilderingen uitgevoerd in een appartementsgebouw. Voor het Catshuis in Den Haag, de ambtswoning van de Nederlandse minister – president, heeft hij in 2005 de muurschildering “Fortuna & Prudentia” ontworpen en geschilderd in de tuinkamer.
Sinds december 2003 tekent Henri Jacobs aan een gestage stroom tekeningen. Deze Journaaltekeningen schuiven met enige regelmaat aan in het Journaal hoofdstuk op zijn website: www.henrijacobs.be. Het zijn tekeningen waarin hij zichzelf exploiteert als beeldbank. Kleine waargenomen dingen, geometrische patronen, abstracte en figuratieve gedachtespinsels, ideeën over beeld en oppervlak, zonder limiet kan alles uitgangspunt zijn voor een nieuwe journaaltekening. Uit de actualiteit van zijn eigen kleine en beperkte blikveld tekent hij journaaltekeningen die soms proberen te raken aan de grote onderwerpen uit de actualiteit zoals global warming, global wars of global finance. In mei 2011 zal bij Heden in Den Haag ter gelegenheid van een Journaaltekeningen tentoonstelling een boekje verschijnen met alle Journaaltekeningen tot die datum.
Sinds september 2009 is Henri Jacobs bezig met een twee jaren durend artistiek onderzoek aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Het eerste jaar was een praktisch artistiek onderzoek over de palimpsest. Dat onderzoek werd samengevat in een lezing die werd gegeven in februari 2010 tijdens het PhDarts symposium aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Het onderzoek over de palimpsest werd opgevolgd door een onderzoek over creation and destruction. Een onderzoek dat praktisch begon maar gaandeweg meer theoretisch werd door literatuur over het onderwerp. Het onderzoek is ondertussen geëvolueerd naar een onderzoek over idolatrie en iconoclasme. De boeken “Moses and Monotheism” van Sigmund Freud en “Moses the Egyptian” van Jan Assmann en het essay “Idolen, over het tweede gebod” van Frans Kellendonk zijn de lectuur waaruit geput wordt. Deze lectuur en het verband met de zwarte schilderijen van Ad Reinhardt geeft misschien meer inzicht in de figuratieve en abstracte beelden in het beeldende werk van Henri Jacobs. De bedoeling is dat het onderzoek in juni 2011 afgerond wordt met een tentoonstelling en een publicatie.
Kunst en publieke ruimte Universiteit van Amsterdam
Lector Jeroen Boomgaard
11. Naam atelier: The artist as a role model
Aanbieder: Matthijs de Bruijne (artist), Wietske Maas (artist), Merijn Oudenampsen (sociologist) and Hartmut Wilkening (artist).
This workshop is a debate.
Denis Diderot’s encyclopaedia gives an early example of organizing and representing knowledge for the purposes of dissemination. This systematic written and pictorial representation of the mechanical arts makes know-how, embedded in the minds and shops of craftsmen, accessible to a broader public as knowledge. From our point of view the encyclopaedia marks a transformation from a practised knowledge to a distribution of information, in other words, a shift from doing to appearing. Artists experience a similar kind of development today. Educated as makers, they are forced in their daily practice to gain attention in an increasingly networked society. Artists have to be tremendously virtuous in finding ways of being constantly apparent in a battle for attention. Thus the title of the symposium, Doing Diderot, leads us to the question: what kind of tools needs to be developed to be able to position an artistic vision today? Richard Sennett quotes Diderot’s encyclopaedia extensively in his latest book The Craftsman, which also has inspired this symposium. It makes sense to investigate the crafts as one of the roots of contemporary art practice but we have to be careful to use the craftsman’s virtues as ideals for the artist.
In our debate we propose to discuss this subject the other way round and therefore pay attention to the artist as a role model for contemporary professionals. When we follow Sennett’s pleading for a ‘unity of making and thinking’ in the perspective of today’s social and economical conditions, we must be aware that certain political agendas use the craftsman as an ideal as well. More precisely, according to these agendas the contemporary craftsman - the professional - the expert - is forced to adapt skills that traditionally belong to the practice of the artist, such as flexibility, creativity, self-reliance and competitiveness. Consequently he or she has to deal with the same precariousness as the artist but without his exclusivities. Should we as artists not warn the society about this ongoing development? And more basically, should we, instead of cultivating the crafts, not use our critical insight and visionary fantasy?
Concreet gaat het erom hoe de maatschappelijke rol van de kunstenaar door verschillende politieke agenda’s wordt ingevuld. In een klassiek liberale opvatting staat de mythe van autonomie en individualiteit hoog in het vaandel. De neoliberale agenda zet in op de mythe van het innovatief en creatief ondernemerschap. De mythe van de avant-garde wordt in stand gehouden door links georiënteerde curatoren en cultuurcritici. Om als kunstenaar wegwijs te raken in de kunstwereld, is het belangrijk om deze politieke aspecten van het kunstenaarschap te begrijpen en de bijbehorende mythologieën door te kunnen prikken. In de workshop verzamelen we kenmerken van de verschillende mythes en discussiëren we de politieke lading ervan.
Theorieën in de kunst ArtEZ Arnhem
Lector Peter Sonderen
12. Naam atelier: DIRT
Aanbieder: Fashion Masters ArtEZ: Tschagsalmaa Borchuu en José Teunissen The aim of this work is to question the meaning of luxury in fashion and to redefine it, in order to find new values. Dirt is about cashmere clothing for the modern nomad in our society. The design is very simple, minimal and based on the basic elements of traditional Mongolian costume, the "Deel”: every single piece is worn by a child jockey during a Mongolian horse race. Therefore the sweaters will contain the dust and sweat of these horses, which will bring you luck. Mongolian phrases, songs and stories showing how much the Mongolians adore their horses. After each of that spectacular Naadam horse race, everyone is crazy to get a bit of the horses sweat and dust. The combination of Western aesthetic and the spiritual Mongolian myth, which the clothes embody, can give fashion a deeper sense. A simple piece of clothing is turning into an animate object. The Cashmere-sweater embodies a luxury, which is not visible. The hidden story of the piece of clothing is as important as the construction the garment itself. In that sense it breaks luxury away from its conventional values of status, craftsmanship and exclusivity and gets intangible traits in which time, history and life are in the foreground.
Modevormgeving, ArtEZ Arnhem
Lector José Teunissen
De verschillende lecoraten nemen deel door elk een atelier te presenteren waarin ambacht en onderzoek centraal staat. Deelname aan dit programma alleen op uitnodiging van een van de Landelijke Kunstlectoraten. Hierbij een overzicht van de 12 te bezoeken ateliers:
1. Naam atelier: Etudes in interdisciplinariteit – oefeningen in het grensverkeer tussen de kunsten
Aanbieders: Johan Luijmes, wissellector Interdisciplinariteit aan de Hogeschool Zuyd in samenwerking met Sabine Kühlich, hoofddocent jazz-zang.
Sinds het begin van zijn tweejarige aanstelling als wissellector Interdisciplinariteit in het kunstonderwijs werkt Johan Luijmes aan een reeks ‘etudes in interdisciplinariteit’. Het doel van zijn onderzoek is te beoordelen of en hoe oefeningen met gemeenschappelijke begrippen en werkwijzen uit de verschillende kunstdisciplines bijdragen tot nieuwe interdisciplinaire werkvormen.
In de muziek gaat de ontwikkeling van instrumenten al eeuwen hand in hand met de ontwikkeling van nieuwe speelmanieren. Om speelmanieren te ontwikkelen en speeltechnieken te verbeteren schrijven componisten zogenaamde etudes. Door het genre de etude los te koppelen van de muziek en te vertalen naar het ‘grensverkeer’ tussen kunstvormen, ontstaan oefeningen om interdisciplinaire vaardigheden aan te leren of verder te ontwikkelen. Interdisciplinariteit en grensverkeer in de kunst impliceert het vergelijken van verschillende disciplines met elkaar maar ook het zoeken naar gemeenschappelijkheid.
Het proces van vergelijking van kunstdisciplines het uitgangspunt voor het maken van de etudes. Elke etude beschrijft (het ontwikkelen van) een vaardigheid, een oefening met voorondersteld gemeenschappelijk interdisciplinaire begrippen of werkwijzen uit verschillende kunstdisciplines. Taligheid speelt niet alleen een rol in het formuleren van de etudes, maar ook begrippen uit de artistieke taal zelf fungeren als oefenmateriaal. Interdisciplinariteit is overigens geen doel op zich - het onderzoek naar interdisciplinaire werkvormen fungeert als een spiegel naar de eigen discipline en openbaart een vreemde vertrouwdheid in de andere discipline.
Autonomie en Openbaarheid in de Kunsten / Hogeschool Zuyd,
Lector Peter Peters
2. Naam atelier: Gebakken land
Aanbieder: Irene Fortuyn
In deze workshop is de transformatie van het Nederlands landschap onderwerp.
Hoe ontmoeten de in kantoren bedachte en ontworpen plannen de materialiteit van het land zelf?
De boer, de klei, de koeien en het gras. Hoe wordt omgegaan met de geschiedenis en de kennis van het landschap die besloten ligt in de omgang met de materialiteit van het landschap?
De workshop begint met een inleiding over het Gebakken Land project, gevolgd door de uitnodiging een baksteen te maken van klei uit het gebied met daarin een stempel, inscriptie, teken, indruk, afdruk of symbool. Die stenen zullen onderdeel worden van een wandelpad dat als een getekende slinger door het ‘gebakken land’ gelegd zal worden. Hoofd, hart en handen.
Met vieze handen, al makend is het veranderende Nederlandse landschap, sculptuur Nederland onderwerp.
Achtergrond van
GEBAKKEN LAND
"Gebakken Land" is een project dat in opdracht van de Gemeente Lansingerland in de voormalige polder en het toekomstige bedrijventerrein Oudeland gerealiseerd wordt.
Het fixeren van de geschiedenis en de verandering van het landschap wordt zichtbaar gemaakt door een wandelpad dat is samengesteld uit bakstenen gemaakt van de klei uit het gebied en met keramische grote letters die de landschappelijke kwaliteiten van het gebied verwoorden en verspreid door het gebied nieuwe vergezichten vormen.
De voormalige eigenaar van het land, boer Koot, heeft in het hele project een centrale rol gekregen. Zijn voormalige hooiberg, die door de verandering van de bestemming van het land zijn functie verloren heeft, is omgebouwd tot atelier waarin de letters en de bakstenen gemaakt zullen gaan worden. Met de klei van het land ter plekke gemaakt.
In het hooibergatelier, dat middenin Oudeland ligt, zullen gebruikers- en bewonersgroepen van het gebied uitgenodigd worden om een baksteen met eigen signatuur te komen maken. Inzicht in de geschiedenis van het landschap maakt reflectie over het heden mogelijk. Boer Koot zal tijdens de hooibergworkshops in en om de boerderij vertellen over de 2 eeuwen dat zijn familie hier geboerd heeft. Het land is nu nog onbebouwd en de contouren van de polder nog zichtbaar. Van de deelnemers van de workshop zullen foto's gemaakt worden mét baksteen en als het pad over een à twee jaar gelegd is wordt iedereen uitgenodigd om het pad te komen lopen, zijn steen te vinden en het nieuwe landschap te zien.
Het maken is in dit project sociaal. Iedereen wordt uitgenodigd om door het maken van een baksteen met persoonlijke stempel een bijdrage te leveren aan het te realiseren wandelpad en het toekomstig sociale functioneren van het gebied. Het project wordt zo ook zelf een gedeelde geschiedenis. Het product ervan wordt zichtbaar onderdeel van het landschap.
Kunstenaars Theorieën, Koninklijke Academie Den Haag
Lector Janneke Wesseling
3. Naam atelier: The myth of the craftsman
Aanbieder: Bas van Beek
www.lkpr.nl
As an anti-designer Van Beek criticizes branding and intelligent marketing mechanisms, poor conceptualism and uncritical designer cults. His work explores the connection between politics and design. Van Beek often works with found materials, exploiting the aesthetics of the random and of chance. He is the head of designLAB at the Gerrit Rietveld Academy, Amsterdam. His work is in the collections of the Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, Museum Princessehof Leeuwarden. Zeeuws Museum Middelburg
What would you say is the vision/design philosophy of the present generation of designers? Do you see a constant thread? Is there something that connects them? Or not?
What I gather from my Dutch design colleagues is that they ‘simply want to make beautiful things‘. In doing so, you don‘t really, in fact, take any responsibility. You can’t have a debate about it: it’s good because it’s beautiful, so keep your mouth shut. You can’t really call that a philosophy, even though they do pretend to want to improve the world. Recently, I asked a designer what his intentions were. His answer? ‘To make a shitload of money.’ There‘s a strange kind of romance surrounding the self-made product. If you‘ve put 100,000 hours into the casting, sanding and polishing of a chair, it suddenly becomes beautiful and virtuous because you can see all the work that‘s gone into it. But the craftsman would just laugh in your face if you thought that it was him who had put hours and hours of monotonous work into making the chair. He wants the process to be as efficient as possible so he gets other people to do it. These new sweatshops are filled with graduates who actually enjoy it. It‘s shocking, but the harsh reality.
Kunst en publieke ruimte Universiteit van Amsterdam
Lector Jeroen Boomgaard
4. Naam atelier: Technologie en theater – Performance Lecture over flexibele technologie in het creatieve maakproces en de potentie van Mixed Reality.
Aanbieder: Joris Weijdom, hoofd onderzoeksgroep Virtueel Theater, namens het Lectoraat Theatrale Maakprocessen. Met medewerking van Jochem Naafs, Ferdy Guliker en Roderick Gadellaa. Kun je met technologie improviseren op de vloer in een theatermaakproces? Hoe moet je zoiets doen? En wat levert dat dan op?
Het gebruik van technologie in het theater is zo oud als het theater zelf. Hedendaagse technologische ontwikkelingen gaan echter zo snel dat theatermakers niet alle innovaties kunnen bijhouden en integreren. In een theatermaakproces waar improvisatie en maken op de vloer een rol speelt lijkt complexe technologie vaak een belemmering voor de creatieve flow van het moment. Zowel technologie als de maker moeten zich aanpassen om samen te kunnen werken.
Deze theatrale lezing geeft een kort overzicht van het onderzoek dat is gedaan door de onderzoeksgroep Virtueel theater in de afgelopen 4 jaar. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Performance Engine, een door de onderzoeksgroep ontwikkelt prototype van een interactief systeem die improvisatie mogelijk maakt met digitale media. Doordat de interface, een soort intermediair tussen de gebruiker en het systeem, zo is ontworpen dat onmiddellijk aanpassingen kunnen worden gemaakt, kunnen makers keuzes op de vloer uitproberen en de consequenties ervan ervaren en interpreteren. Diverse makers gingen in diverse zogenaamde LABs met dit systeem op uiteenlopende manieren en momenten in hun maakproces op zoek naar de potentiële meerwaarde van digitale media in hun werk. De lezing zal deze praktijk gebaseerde onderzoeken in een breder kader presenteren en het systeem live demonstreren om een beknopt ervaarbare indruk te kunnen geven aan het publiek.
Theatrale maakprocessen, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Lector Nirav Christophe
5. Naam atelier: Doing (dance) documents
Aanbieder: Maria Ines Vialasmil, Vivianne Rodrigues, John Taylor en Marijke Hoogenboom “Where can dance come to rest after it has been done? Where does dance move to? And how is it revived in our memory?” (André Lepecki)
Doing (dance) documents stelt een actueel probleem van ‘het nieuwe maken’ op het gebied van dans en choreografie centraal. Namelijk de traditie van particuliere overdrachtssystemen en de afwezigheid van een universeel notatiesysteem.
Terwijl de danskunst gewaardeerd wordt voor zijn directe beleving en zijn vluchtig bestaan in de tijd, leidt juist het gebrek aan adequate documentatie- en notatiesystemen, tot een aantal cruciale vragen voor de sector. Hoe kunnen werken uit het verleden gereconstrueerd worden zodat er sprake is van repertoirevorming? Hoe kunnen artistieke methoden en werkwijzen doorgegeven worden aan een jongere generatie? Op welke manier kan choreografische kennis aansluiten bij andere relevante artistieke, technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen? Welke middelen zijn geschikt om hedendaagse dans toegankelijker te maken voor een breder publiek?
Als direct response op dit dilemma hebben in de dans juist een aantal vooruitstrevende internationale gezelschappen spraakmakende onderzoeksprojecten opgezet die gebruik maken van geavanceerde nieuwe media om danspraktijken digitaal te ontsluiten en over te dragen. Doing (dance) documents zal aan de hand van een specifiek thema in de dans concrete ‘digital tools’ introduceren en verschillende manieren laten zien hoe deze instrumenten in het onderwijs en in de kunsten ook daadwerkelijk worden toegepast: bij het leren en analyseren van beweging, bij het noteren en doorgeven van dansmateriaal, en ten slotte bij de creatie.
De workshop maakt gebruik van de resultaten die het tweejarige, interdisciplinaire Raak project Inside Movement Knowledge teweeg heeft gebracht.
http://insidemovementknowledge.net
Kunstpraktijk en artistieke ontwikkeling Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Lector Marijke Hoogenboom
6. Naam atelier: De componist die filmt
Aanbieder: Arnoud Noordergraaf Wat is het maakproces van een componist? Het klassieke beeld is dat van een verstilde werkkamer met een partituur in wording. De basis van het ambacht is ‘noten schrijven’ voor musici die, die noten later spelen. Dat traditionele maakproces staat nu in een tijdgeest van media, technologie en beeldcultuur waar grenzen tussen disciplines, grenzen tussen de zaal en de straat, grenzen tussen de maker en zijn publiek niet meer hard zijn. Componist Arnoud Noordergraaf studeerde compositie aan het Koninklijk Conservatorium. Hij componeert, maar is gaandeweg in interactie met die muziek steeds meer gaan filmen. De uitkomsten worden muziektheatraal, met personages en setting en al, uitgevoerd. Dat vraagt van zijn maakproces weer het aspect ‘regie’. In het atelier ‘de componist die filmt’ toont Noordergraaf fragmenten van zijn werk en van de manier waarop hij in het maakproces dwars door disciplines wandelt.
Koninklijk Conservatorium Den Haag
Lector Bart van Rosmalen
7. Naam atelier: Improvisation- Conversation
Aanbieder: Wiek Hijmans en Bart van Rosmalen
In een gesprek staat, zoals in een improvisatie, niet van tevoren vast wat er gezegd gaat worden. Loop en verloop zijn nog ongewis. Er is een begin. De interactie ontwikkelt zich in spanning, ontspanning en toenemende verwikkelingen. En er is een slot. En als een gesprek ‘lukt’ zit er net als bij een improvisatie iets van een pointe in, een plot. Verschillende lijntjes vinden elkaar in samenhang. Het ‘maakproces’ van een improvisatie en van een gesprek toont interessante parallellen. De kennis daarover laat zich pas echt kennen in het doen. ‘I’ll play it first and tell you what it is later’ is de uitspraak van Miles Davis. Dat recept volgen Wiek Hijmans gitaar en Bart van Rosmalen-cello in het atelier improvisation- conversation. Het Koninklijk Conservatorium in Den Haag stelt het thema improvisatie gedurende meerdere jaren centraal in onderwijs, onderzoek en projecten.
Koninklijk Conservatorium Den Haag
Lector Bart van Rosmalen
8. Naam atelier: Methodologies of Spontaneity
Aanbieder: João da Silva (ArtEZ) We will make/produce short dances which require decision-making in real-time in a non-prescriptive manner. I am particularly interested in observing the differences in what is psychophysically produced between Open-Form Composition (non-prescribed and pre-determined) and open improvisation (non-prescribed and undetermined). Simple working images and group structures will be proposed. For this no formal dance training is required.
Joao da Silva Jr. is master NLP practitioner and Head of Dance Unlimited, the Master Program in Choreography of ArtEZ
http://www.artez.nl/dance/Master_Choreography
http://danceunlimited.wordpress.com
Theorieën in de kunst ArtEZ Arnhem
Lector Peter Sonderen
9. Naam atelier: Blokmapping
Aanbieder: Meike Eggers en Michael Anhalt (Bildkombinat - Zuid) in samenwerking met Flip Bool, lector Fotografie AKV/ St. Joost
“The traditional world-map needs to be re-interpreted. Waldo Tobler’s first law of geography - everything is related to everything else, but closer things are more closely related - is fundamentally inverted under the regime of information” (J.J King)
Inleiding: Informatie, geschiedenis en mensen lijken meer en meer los te komen van een bepaalde ruimte. En toch vormen zij, zoals vanouds, de ruimte waarin wij elkaar ontmoeten. Wat is ruimte nog in een tijd waar alles met elkaar verbonden is en gelijktijdig van elkaar gescheiden lijkt? Wat te doen met de stroom aan (digitale) informatie die zich aandient?
Blokmapping is een archief waarin informatie over een bepaalde ruimte wordt verzameld.
Deze informatieruimte (genoemd blokmapping ruimte) is een door ons vastgelegde straal van 333m, met als middelpunt de Blokweg, Hillesluis, Feijenoord-Rotterdam (nr.13 op de lijst van “aandachtswijken”). Wij hebben als beeldend kunstenaars (sinds 2009) onze eigen woonomgeving als onderzoeksgebied gekozen.
Als “aandachtswijk” en multiculturele smeltkroes weerspiegelt dit gebied de mogelijkheden en proble- men van deze tijd. Wij zijn geen buitenstaanders die afstandelijk naar deze wijk kijken, wij kijken van binnen naar buiten en samen met onze buren. Wij kijken vanuit het heelal naar ons stukje Rotterdam (door de ogen van Google Earth) en vanuit het perspectief van een zandkorrel. In het kort: wij zijn bezig met een extreme vorm van
mapping van onze ruimte.
Het doel van dit archief is het de visuele totaliteit van een ruimte te documenteren, te onderzoeken, te beschrijven en te bundelen. Wij archiveren informatie van objecten en subjecten in de Blokweg en in de blokmapping ruimte eromheen. Bijvoorbeeld ruimtelijke gegevens zoals gebouwen, of privé informatie van bewoners zoals boodschappenlijstjes of familiefoto’s.
Met behulp van fotografie, video, gevonden beelden en statistieken onderzoeken wij de analoge en
digitale gegevens van dit stukje Rotterdam tot in de kleinste details. De architectuur, de straten, het afval, bomen, planten en bewakings camera’s. De bewoners, de sporen die ze op internet achterlaten, hun boodschappenlijstjes en herinneringen.
In samenwerking met uitgenodigde professionals, die het blokmapping archief kunnen gebruiken voor onderzoek, willen we een nieuwe “law of geography” definiëren. In samenwerking met verschillende Rot- terdamse partijen zoals het Historisch Museum, Dienst Kunst en Cultuur en Pact op Zuid wordt op basis van blokmapping een model ontwikkeld dat ook toegepast kan worden in andere stedelijke gebieden.
Fotografie, St Joost Breda
Lector Flip Bool
10. Naam atelier: Idolatrie en Iconoclasme, Figuratie en Abstractie, Iets en Niets, Scheppen en Vernietigen, Absoluut en Relatief
Aanbieder: Henri Jacobs In het Artistiek Onderzoek aan de Rietveld Academie te Amsterdam ben ik deze tegenstellingen langzaamaan beter aan het begrijpen in wat voor invloed zij hebben op het maken van figuratieve en abstracte beelden. In de workshop wil ik over het onderzoek wat vertellen. Hopelijk kan met iedereen dan een gedachtewisseling ontstaan over deze schijnbare tegenstellingen en de impact ervan op het maken van beelden.
Beeldend kunstenaar Henri Jacobs woont en werkt sinds 1993 in Brussel. Hij studeerde aan de Sint Joost Academie in Breda en de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Na vier jaar zelfstandig gewerkt te hebben volgde een werkverblijf van twee jaar aan de Rijksacademie in Amsterdam. In het najaar van 1990 volgde een werkperiode van een jaar in het Van Doesburghuis in Meudon, onder de rook van Parijs.
Zijn schilderijen en tekeningen zijn gepresenteerd in solo- en groepstentoonstellingen in galeries en musea in Brussel, Brugge, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Tilburg, New York, Parijs en Venetië. In 1997 is het boek “Parcours de Tocht” verschenen bij twee tentoonstellingen in de musea van Oss en Schiedam.
Verschillende klein- en grootschalige kunstopdrachten horen inmiddels tot zijn oeuvre, zoals een baksteenmozaïek met 4 kleuren baksteen gemetseld in 7 gevels aan de Melis Stokelaan in Den Haag. In Amsterdam Zuid zijn 7 muurschilderingen uitgevoerd in een appartementsgebouw. Voor het Catshuis in Den Haag, de ambtswoning van de Nederlandse minister – president, heeft hij in 2005 de muurschildering “Fortuna & Prudentia” ontworpen en geschilderd in de tuinkamer.
Sinds december 2003 tekent Henri Jacobs aan een gestage stroom tekeningen. Deze Journaaltekeningen schuiven met enige regelmaat aan in het Journaal hoofdstuk op zijn website: www.henrijacobs.be. Het zijn tekeningen waarin hij zichzelf exploiteert als beeldbank. Kleine waargenomen dingen, geometrische patronen, abstracte en figuratieve gedachtespinsels, ideeën over beeld en oppervlak, zonder limiet kan alles uitgangspunt zijn voor een nieuwe journaaltekening. Uit de actualiteit van zijn eigen kleine en beperkte blikveld tekent hij journaaltekeningen die soms proberen te raken aan de grote onderwerpen uit de actualiteit zoals global warming, global wars of global finance. In mei 2011 zal bij Heden in Den Haag ter gelegenheid van een Journaaltekeningen tentoonstelling een boekje verschijnen met alle Journaaltekeningen tot die datum.
Sinds september 2009 is Henri Jacobs bezig met een twee jaren durend artistiek onderzoek aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Het eerste jaar was een praktisch artistiek onderzoek over de palimpsest. Dat onderzoek werd samengevat in een lezing die werd gegeven in februari 2010 tijdens het PhDarts symposium aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Het onderzoek over de palimpsest werd opgevolgd door een onderzoek over creation and destruction. Een onderzoek dat praktisch begon maar gaandeweg meer theoretisch werd door literatuur over het onderwerp. Het onderzoek is ondertussen geëvolueerd naar een onderzoek over idolatrie en iconoclasme. De boeken “Moses and Monotheism” van Sigmund Freud en “Moses the Egyptian” van Jan Assmann en het essay “Idolen, over het tweede gebod” van Frans Kellendonk zijn de lectuur waaruit geput wordt. Deze lectuur en het verband met de zwarte schilderijen van Ad Reinhardt geeft misschien meer inzicht in de figuratieve en abstracte beelden in het beeldende werk van Henri Jacobs. De bedoeling is dat het onderzoek in juni 2011 afgerond wordt met een tentoonstelling en een publicatie.
Kunst en publieke ruimte Universiteit van Amsterdam
Lector Jeroen Boomgaard
11. Naam atelier: The artist as a role model
Aanbieder: Matthijs de Bruijne (artist), Wietske Maas (artist), Merijn Oudenampsen (sociologist) and Hartmut Wilkening (artist).
This workshop is a debate.
Denis Diderot’s encyclopaedia gives an early example of organizing and representing knowledge for the purposes of dissemination. This systematic written and pictorial representation of the mechanical arts makes know-how, embedded in the minds and shops of craftsmen, accessible to a broader public as knowledge. From our point of view the encyclopaedia marks a transformation from a practised knowledge to a distribution of information, in other words, a shift from doing to appearing. Artists experience a similar kind of development today. Educated as makers, they are forced in their daily practice to gain attention in an increasingly networked society. Artists have to be tremendously virtuous in finding ways of being constantly apparent in a battle for attention. Thus the title of the symposium, Doing Diderot, leads us to the question: what kind of tools needs to be developed to be able to position an artistic vision today? Richard Sennett quotes Diderot’s encyclopaedia extensively in his latest book The Craftsman, which also has inspired this symposium. It makes sense to investigate the crafts as one of the roots of contemporary art practice but we have to be careful to use the craftsman’s virtues as ideals for the artist.
In our debate we propose to discuss this subject the other way round and therefore pay attention to the artist as a role model for contemporary professionals. When we follow Sennett’s pleading for a ‘unity of making and thinking’ in the perspective of today’s social and economical conditions, we must be aware that certain political agendas use the craftsman as an ideal as well. More precisely, according to these agendas the contemporary craftsman - the professional - the expert - is forced to adapt skills that traditionally belong to the practice of the artist, such as flexibility, creativity, self-reliance and competitiveness. Consequently he or she has to deal with the same precariousness as the artist but without his exclusivities. Should we as artists not warn the society about this ongoing development? And more basically, should we, instead of cultivating the crafts, not use our critical insight and visionary fantasy?
Concreet gaat het erom hoe de maatschappelijke rol van de kunstenaar door verschillende politieke agenda’s wordt ingevuld. In een klassiek liberale opvatting staat de mythe van autonomie en individualiteit hoog in het vaandel. De neoliberale agenda zet in op de mythe van het innovatief en creatief ondernemerschap. De mythe van de avant-garde wordt in stand gehouden door links georiënteerde curatoren en cultuurcritici. Om als kunstenaar wegwijs te raken in de kunstwereld, is het belangrijk om deze politieke aspecten van het kunstenaarschap te begrijpen en de bijbehorende mythologieën door te kunnen prikken. In de workshop verzamelen we kenmerken van de verschillende mythes en discussiëren we de politieke lading ervan.
Theorieën in de kunst ArtEZ Arnhem
Lector Peter Sonderen
12. Naam atelier: DIRT
Aanbieder: Fashion Masters ArtEZ: Tschagsalmaa Borchuu en José Teunissen The aim of this work is to question the meaning of luxury in fashion and to redefine it, in order to find new values. Dirt is about cashmere clothing for the modern nomad in our society. The design is very simple, minimal and based on the basic elements of traditional Mongolian costume, the "Deel”: every single piece is worn by a child jockey during a Mongolian horse race. Therefore the sweaters will contain the dust and sweat of these horses, which will bring you luck. Mongolian phrases, songs and stories showing how much the Mongolians adore their horses. After each of that spectacular Naadam horse race, everyone is crazy to get a bit of the horses sweat and dust. The combination of Western aesthetic and the spiritual Mongolian myth, which the clothes embody, can give fashion a deeper sense. A simple piece of clothing is turning into an animate object. The Cashmere-sweater embodies a luxury, which is not visible. The hidden story of the piece of clothing is as important as the construction the garment itself. In that sense it breaks luxury away from its conventional values of status, craftsmanship and exclusivity and gets intangible traits in which time, history and life are in the foreground.
Modevormgeving, ArtEZ Arnhem
Lector José Teunissen
dinsdag 15 maart 2011
Programma
Programmaonderdelen nadere toelichting: 10.30-13.00 ateliers (only for research groups)De theorie van Sennett staat centraal op een dag waar verschillende visies op het ‘maken’ in de kunsten worden getoond en waar wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop dit zich in de diverse artistieke praktijken manifesteert. Het ochtendprogramma van de conferentie bestaat uit ateliers of workshops die een onderwerp met betrekking tot het maakproces in de kunst uitwerken/tonen/uitdrukken. Namen van deelnemende kunstenaars worden zodra bekend hier gepubliceerd.11.30 – 1300 introductie op Sennett (public)Voorafgaand aan de lezing van Richard Sennett is een inleiding op zijn werk en ideeën door Thijs Lijster (filosoof R.U.G.) en Hedwig Houben (beeldend kunstenares).Thijs Lijster is als filosoof verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij zich bezig houdt met de vraag naar de maatschappelijke functie van kunst. Met zijn essay 'De Grote Vlucht Inwaarts - Herkomst en Betekenis van Hedendaags Design' (in: De Groene Amsterdammer, 15-12-2010) werd hij winnaar van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2010. Lijster publiceert in diverse bladen, waaronder Krisis - Tijdschrift voor Empirische Filosofie, De Groene Amsterdammer en NRC Next. Hedwig Houben is beeldend kunstenares. Ze neemt momenteel deel aan de groepsexpositie ‘Making is Thinking’ in Witte de With. Deze tentoonstelling refereert aan Sennetts motto ‘Maken is denken’ de basis voor zijn boek The Craftsman (2008).Hedwig Houben gebruikt de analyse van haar eigen maakproces als uitgangspunt voor haar werk. Deze analyses resulteren in performances, lezingen, publieke interventies, sculpturen of video’s. Tijdens de inleiding geeft zij een presentatie over haar werk.14.00-15.00 lecture Richard Sennett (public)16.00-17.30 ‘dialogues with Diderot’: 6 essays of 5 minutes each by invited participants from different disciplines on the subject: what are the consequences for art education? (public)
donderdag 3 maart 2011
Doing Diderot: new visions on making in the arts
Aanleiding symposium
Met de introductie van lectoraten gaat er veel veranderen in het kunstonderwijs. Niet langer zijn kunstvakscholen uitsluitend onderwijsinstellingen; het doen van onderzoek krijgt ook steeds meer aandacht. Het belang van dit onderzoek vloeit onder meer voort uit veranderingen in de kunstpraktijk. Voor de inrichting van het kunstonderwijs heeft dit zowel inhoudelijke als praktische gevolgen. De kunstlectoraten spelen – idealiter – een sleutelrol bij het realiseren van onderwijsvernieuwing. Om deze rol te kunnen spelen, is het nodig onszelf voortdurend te ondervragen over de rol en betekenis van zowel onderzoek als theorie in het kunstvakonderwijs.
De volgende stap
In de afgelopen jaren heeft deze reflectie zich tijdens de LOK-conferenties gericht op artistiek onderzoek (Amsterdam, 2007) en creatief ondernemerschap (Utrecht, 2009). Voor de conferentie in 2011 staat het volgende thema centraal: theorie van het maken (new ways of making). De conferentie is inmiddels omgedoopt tot: ‘Doing Diderot, New views on making in the arts’theorie van het maken gaat uit van de veronderstelling dat elk artistiek gebaar – een beeldend kunstwerk, een ontwerp, een video, een dans, een game – een geheel is van maken en de begeleidende reflexieve processen (wat doe ik? // waarom?// hoe?). Dit is geen opzienbarende constatering, het is een open deur. Maar juist dit soort vanzelfsprekendheden behoren ondervraagd te worden. Wat betekent maken en wat zijn reflexieve processen? En is er ook een theorie aan deze activiteiten verbonden? Bestaat er met andere woorden een theoretische basis voor? Is er -- kortom -- zoiets als een theorie van het maken? En hoe is dit verbonden met het enigszins besmet geraakte begrip ambacht, dat momenteel door de voortdurende zoektocht van de economie naar niches veel positievere aandacht krijgt? Op 3 september 2010 is bv. een nieuwe mbo-opleiding in Nederland gestart: Creatief Vakman. Op allerlei mogelijke manieren wordt in de lancering daarvan aandacht gevraagd voor de bijzonderheid van de vakman. De vakman blijkt de nucleus van onze samenleving en tevens de redder van bepaalde essentiële waarden (hij bouwt ons huis en pleegt het onderhoud; zorgt voor voedsel en voor ons vervoer et cetera). Om meer aandacht te vragen en de kennelijk noodzakelijke maatschappelijke waardering te verhogen (ambachtslieden zijn noodzakelijk en verdienen er goed mee) zie je dat het ambacht in een esthetische context gebracht wordt. Het vak van timmerman en bakker is namelijk een creatief vak geworden. Deze hele beweging wordt ondersteund door een Platform Ambachtseconomie dat ook net is opgericht.
Buiten deze opleving ‘van onderop’ is ook in de beeldende kunst en met name in de vormgeving meer aandacht voor het ambachtelijke aspect. Hierbij staat nadrukkelijk het ambacht niet als doel op zichzelf geformuleerd, of als een esthetisering van het vakmanschap, maar als middel om specifieke effecten te verkrijgen: langzaam werken/kijken; verhoogde materiaalgevoeligheid; belangstelling voor de specifieke eigenschappen van het medium. We zien dit in het gebruik van ambachtelijke technieken zoals borduren in schilderijen (bv. Michael Raedecker)[1], maar ook in het inschakelen van ‘ambachtelijke’ instellingen met een bepaalde mediumgerichtheid: analoge fotografielabs, Europees keramisch werkcentrum, de schoenenindustrie, de Carrara steengroeven et cetera. In sommige kunsten zoals dans, ballet en muziek is er van oudsher aandacht voor het ambacht en dan met name voor de oefening, die in de hedendaagse beeldende kunst allang verdwenen leek.[2] In de nieuwe media zoals gamedesign is ook de voortdurende oefening belangrijk, niet in de laatste plaats het leren van de benodigde softwaretechnieken die zich met de zich ontwikkelende hardware razendsnel ontwikkelt. Een en ander impliceert dat belangstelling voor datgene wat we het nieuwe vakmatige kunnen noemen dat op verschillende gebieden verschillende aandacht krijgt.
In de conferentie zullen we ons bezighouden met de verschillende wijzen waarop het nieuwe maken zich in de diverse artistieke praktijken manifesteert. Op grond van welke premissen werken huidige kunstenaars, ontwerpers, musici, dansers, acteurs et cetera aan het maken nu arbeid als een nieuwe vorm van dienstbaarheid wordt geherintroduceerd? Zijn de kunsten hiermee ook meteen dienstbaar en keert het edele vak terug? Of is een theorie van het maken het geheel van ideeën waarmee het maken zijn werken vertoont of inschrijft in de wereld?
De terugkeer van de kunstenaar als ambachtsman/vrouw
Door de kunstenaar als ‘maker’ op te vatten, is het mogelijk nieuwe inhoud te geven aan het dualisme van theorie en praktijk. Sterker, de vruchtbaarheid van dit dualisme zelf kan ter discussie worden gesteld. In zijn boek De ambachtsman. De mens als maker (2008) onderzoekt Richard Sennett het verband tussen hoofd en handen, tussen denken en doen. Elke vaardigheid veronderstelt volgens hem zowel lichamelijke oefening als verbeeldingskracht. Het conceptuele kader dat hij ontwikkelt, leent zich bij uitstek voor deze LOK-conferentie.
Drie basale talenten vormen volgens Sennett het fundament van vakmanschap:
1) de kunst om te lokaliseren
2) de kunst om te bevragen en
3) de kunst om uit te breiden (Sennett, 2008: 309).
Bij het lokaliseren gaat het erom ‘dat je een zaak concreet maakt’ (de details van een zaak helder krijgen, specificeren waar iets belangrijks is, zoals de grootte van de toetsen bij de uitvinding van de zakrekenmachine). Het is een denkproces dat zich afspeelt waar een materiaal, een praktijk of een probleem van belang wordt geacht. Een barokvioliste die haar viool uit 1730 als onderzoeksmateriaal beschouwt, moet parallel visuele, auditieve, tactiele en taalkundige informatie verwerken om te weten hoe zij haar instrument moet bespelen. Kennis en handelen lopen door elkaar.
Door te bevragen onderzoeken makers de achtergrond van hun werk. Het maakprocedé stelt Sennett voor als ‘een gebeurtenis die zich aan bepaald ritme houdt, waarbij actie leidt tot uitstel terwijl de resultaten worden bevraagd, waarna de actie in een nieuwe gedaante begint.’ (311) In deze activiteit van het ondervragen gaan cognitieve en fysieke leerprocessen hand in hand.
De capaciteit, ten slotte, om een probleem uit te breiden vloeit volgens Sennett voort uit ons vermogen gewoonten te veranderen. Bij het oplossen van een probleem staren we ons niet blind op dit ene probleem, maar verbinden we het met andere, nieuwe problemen. Deze ‘domeinverschuiving’ schudt ons als het ware mentaal wakker (312). Uitbreiden betekent ook open staan voor (andere mogelijkheden, andere domeinen).
Sennett filosofeert in een pragmatistisch register waarin het oplossen van problemen tot nieuwe inzichten én tot nieuwe, uitdagende problemen leidt. Vakmanschap heeft volgens hem onderdak gevonden bij het pragmatisme. Voor pragmatisten staat kennis (of theorie) niet op zich, maar vloeit voort uit het onderzoek naar en in een concrete situatie. De ‘theorie van het maken’ verwijst zo naar het sleutelen van kunstenaars aan materiaal, ideeën, contexten, naar de nieuwe betekenissen en nieuwe kennis die ze al doende produceren. Zo opgevat is ‘theorie’ niet het alleenrecht van de wetenschap, maar ook niet van de kunst.
Opzet van de conferentie
Het thema van de conferentie leent zich niet alleen voor een discursieve behandeling. Integendeel, onderzoek naar de ‘theorie van de maker’ werkt alleen als theorie in de praktijk overgaat en vice versa. We denken daarom nadrukkelijk aan presentaties én workshops, waarin ruimte is voor (analyse) van het maakproces. We kunnen de ‘dramaturgie’ van de conferentie ook opvatten als één groot maakproces. Daarin komen de drie begrippen van Sennett aan de orde: het lokaliseren van de plaatsen waar iets belangrijks gebeurt: in het debat, in de kunstpraktijk en in het kunstonderwijs; het bevragen van de achtergrond: de context waarin we ons werk als kunstlectoren doen; en ten slotte het uitbreiden van het probleem – de theorie van het maken – met nieuwe problemen: de nieuwe uitdagingen die ambachtelijkheid biedt in een kunstpraktijk die zich in toenemende mate op digitale platforms afspeelt, maar zich soms ook terugtrekt in de traditionele plekken van het ambacht.
[1] http://erikquint.nl/michael-raedecker-wil-brutaal-zijn-2009. Interview met Michael Raedecker: -Je vindt het belangrijk om het werkproces in je doeken te laten zien. “Daar ontkom je niet aan als je handmatig werkt.” -Je doelt op het ambachtelijke aspect van het borduren?“Ja, het schilderen is even oud als het maken van wandkleden.” -Je doeken zijn geen schilderijen, het zijn ook geen wandkleden.“Het zijn wel degelijk schilderijen. Maar als schilder benadruk ik het oppervlak doordat ik er bovenop zit met naald en garen.” Zie ook: De Volkskrant, Merlijn Schoonenboom op 06 maart '04, 00:00, bijgewerkt 11 juni 2009 17:44 (http://www.volkskrant.nl/dagelijksarchief/2009/juni/11).
[2] In de traditionele academies, met name tot de jaren 60 was er wel degelijk aandacht voor oefening (met een speciaal doel) zoals modeltekenen, stilleven tekenen, kleuronderzoek et cetera. Hierbij stond de eigen inventie niet centraal. De aandacht voor deze aspecten verdween niet maar floreert in de amateurteken- of schilderclubs.
Programmaonderdelen nadere toelichting:
10.30-13.00 ateliers (only for research groups)
De theorie van Sennett staat centraal op een dag waar verschillende visies op het ‘maken’ in de kunsten worden getoond en waar wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop dit zich in de diverse artistieke praktijken manifesteert. Het ochtendprogramma van de conferentie bestaat uit ateliers of workshops die een onderwerp met betrekking tot het maakproces in de kunst uitwerken/tonen/uitdrukken. Namen van deelnemende kunstenaars worden zodra bekend hier gepubliceerd.
11.30 – 1300 introductie op Sennett (public)
Voorafgaand aan de lezing van Richard Sennett is een inleiding op zijn werk en ideeën door Thijs Lijster (filosoof R.U.G.) en Hedwig Houben (beeldend kunstenares).Thijs Lijster is als filosoof verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij zich bezig houdt met de vraag naar de maatschappelijke functie van kunst. Met zijn essay 'De Grote Vlucht Inwaarts - Herkomst en Betekenis van Hedendaags Design' (in: De Groene Amsterdammer, 15-12-2010) werd hij winnaar van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2010. Lijster publiceert in diverse bladen, waaronder Krisis - Tijdschrift voor Empirische Filosofie, De Groene Amsterdammer en NRC Next. Hedwig Houben is beeldend kunstenares. Ze neemt momenteel deel aan de groepsexpositie ‘Making is Thinking’ in Witte de With. Deze tentoonstelling refereert aan Sennetts motto ‘Maken is denken’ de basis voor zijn boek The Craftsman (2008).
Hedwig Houben gebruikt de analyse van haar eigen maakproces als uitgangspunt voor haar werk. Deze analyses resulteren in performances, lezingen, publieke interventies, sculpturen of video’s. Tijdens de inleiding geeft zij een presentatie over haar werk.
14.00-15.00 lecture Richard Sennett (public)
16.00-17.30 ‘dialogues with Diderot’: 6 essays of 5 minutes each by invited participants from different disciplines on the subject: what are the consequences for art education? (public)
Met de introductie van lectoraten gaat er veel veranderen in het kunstonderwijs. Niet langer zijn kunstvakscholen uitsluitend onderwijsinstellingen; het doen van onderzoek krijgt ook steeds meer aandacht. Het belang van dit onderzoek vloeit onder meer voort uit veranderingen in de kunstpraktijk. Voor de inrichting van het kunstonderwijs heeft dit zowel inhoudelijke als praktische gevolgen. De kunstlectoraten spelen – idealiter – een sleutelrol bij het realiseren van onderwijsvernieuwing. Om deze rol te kunnen spelen, is het nodig onszelf voortdurend te ondervragen over de rol en betekenis van zowel onderzoek als theorie in het kunstvakonderwijs.
De volgende stap
In de afgelopen jaren heeft deze reflectie zich tijdens de LOK-conferenties gericht op artistiek onderzoek (Amsterdam, 2007) en creatief ondernemerschap (Utrecht, 2009). Voor de conferentie in 2011 staat het volgende thema centraal: theorie van het maken (new ways of making). De conferentie is inmiddels omgedoopt tot: ‘Doing Diderot, New views on making in the arts’theorie van het maken gaat uit van de veronderstelling dat elk artistiek gebaar – een beeldend kunstwerk, een ontwerp, een video, een dans, een game – een geheel is van maken en de begeleidende reflexieve processen (wat doe ik? // waarom?// hoe?). Dit is geen opzienbarende constatering, het is een open deur. Maar juist dit soort vanzelfsprekendheden behoren ondervraagd te worden. Wat betekent maken en wat zijn reflexieve processen? En is er ook een theorie aan deze activiteiten verbonden? Bestaat er met andere woorden een theoretische basis voor? Is er -- kortom -- zoiets als een theorie van het maken? En hoe is dit verbonden met het enigszins besmet geraakte begrip ambacht, dat momenteel door de voortdurende zoektocht van de economie naar niches veel positievere aandacht krijgt? Op 3 september 2010 is bv. een nieuwe mbo-opleiding in Nederland gestart: Creatief Vakman. Op allerlei mogelijke manieren wordt in de lancering daarvan aandacht gevraagd voor de bijzonderheid van de vakman. De vakman blijkt de nucleus van onze samenleving en tevens de redder van bepaalde essentiële waarden (hij bouwt ons huis en pleegt het onderhoud; zorgt voor voedsel en voor ons vervoer et cetera). Om meer aandacht te vragen en de kennelijk noodzakelijke maatschappelijke waardering te verhogen (ambachtslieden zijn noodzakelijk en verdienen er goed mee) zie je dat het ambacht in een esthetische context gebracht wordt. Het vak van timmerman en bakker is namelijk een creatief vak geworden. Deze hele beweging wordt ondersteund door een Platform Ambachtseconomie dat ook net is opgericht.
Buiten deze opleving ‘van onderop’ is ook in de beeldende kunst en met name in de vormgeving meer aandacht voor het ambachtelijke aspect. Hierbij staat nadrukkelijk het ambacht niet als doel op zichzelf geformuleerd, of als een esthetisering van het vakmanschap, maar als middel om specifieke effecten te verkrijgen: langzaam werken/kijken; verhoogde materiaalgevoeligheid; belangstelling voor de specifieke eigenschappen van het medium. We zien dit in het gebruik van ambachtelijke technieken zoals borduren in schilderijen (bv. Michael Raedecker)[1], maar ook in het inschakelen van ‘ambachtelijke’ instellingen met een bepaalde mediumgerichtheid: analoge fotografielabs, Europees keramisch werkcentrum, de schoenenindustrie, de Carrara steengroeven et cetera. In sommige kunsten zoals dans, ballet en muziek is er van oudsher aandacht voor het ambacht en dan met name voor de oefening, die in de hedendaagse beeldende kunst allang verdwenen leek.[2] In de nieuwe media zoals gamedesign is ook de voortdurende oefening belangrijk, niet in de laatste plaats het leren van de benodigde softwaretechnieken die zich met de zich ontwikkelende hardware razendsnel ontwikkelt. Een en ander impliceert dat belangstelling voor datgene wat we het nieuwe vakmatige kunnen noemen dat op verschillende gebieden verschillende aandacht krijgt.
In de conferentie zullen we ons bezighouden met de verschillende wijzen waarop het nieuwe maken zich in de diverse artistieke praktijken manifesteert. Op grond van welke premissen werken huidige kunstenaars, ontwerpers, musici, dansers, acteurs et cetera aan het maken nu arbeid als een nieuwe vorm van dienstbaarheid wordt geherintroduceerd? Zijn de kunsten hiermee ook meteen dienstbaar en keert het edele vak terug? Of is een theorie van het maken het geheel van ideeën waarmee het maken zijn werken vertoont of inschrijft in de wereld?
De terugkeer van de kunstenaar als ambachtsman/vrouw
Door de kunstenaar als ‘maker’ op te vatten, is het mogelijk nieuwe inhoud te geven aan het dualisme van theorie en praktijk. Sterker, de vruchtbaarheid van dit dualisme zelf kan ter discussie worden gesteld. In zijn boek De ambachtsman. De mens als maker (2008) onderzoekt Richard Sennett het verband tussen hoofd en handen, tussen denken en doen. Elke vaardigheid veronderstelt volgens hem zowel lichamelijke oefening als verbeeldingskracht. Het conceptuele kader dat hij ontwikkelt, leent zich bij uitstek voor deze LOK-conferentie.
Drie basale talenten vormen volgens Sennett het fundament van vakmanschap:
1) de kunst om te lokaliseren
2) de kunst om te bevragen en
3) de kunst om uit te breiden (Sennett, 2008: 309).
Bij het lokaliseren gaat het erom ‘dat je een zaak concreet maakt’ (de details van een zaak helder krijgen, specificeren waar iets belangrijks is, zoals de grootte van de toetsen bij de uitvinding van de zakrekenmachine). Het is een denkproces dat zich afspeelt waar een materiaal, een praktijk of een probleem van belang wordt geacht. Een barokvioliste die haar viool uit 1730 als onderzoeksmateriaal beschouwt, moet parallel visuele, auditieve, tactiele en taalkundige informatie verwerken om te weten hoe zij haar instrument moet bespelen. Kennis en handelen lopen door elkaar.
Door te bevragen onderzoeken makers de achtergrond van hun werk. Het maakprocedé stelt Sennett voor als ‘een gebeurtenis die zich aan bepaald ritme houdt, waarbij actie leidt tot uitstel terwijl de resultaten worden bevraagd, waarna de actie in een nieuwe gedaante begint.’ (311) In deze activiteit van het ondervragen gaan cognitieve en fysieke leerprocessen hand in hand.
De capaciteit, ten slotte, om een probleem uit te breiden vloeit volgens Sennett voort uit ons vermogen gewoonten te veranderen. Bij het oplossen van een probleem staren we ons niet blind op dit ene probleem, maar verbinden we het met andere, nieuwe problemen. Deze ‘domeinverschuiving’ schudt ons als het ware mentaal wakker (312). Uitbreiden betekent ook open staan voor (andere mogelijkheden, andere domeinen).
Sennett filosofeert in een pragmatistisch register waarin het oplossen van problemen tot nieuwe inzichten én tot nieuwe, uitdagende problemen leidt. Vakmanschap heeft volgens hem onderdak gevonden bij het pragmatisme. Voor pragmatisten staat kennis (of theorie) niet op zich, maar vloeit voort uit het onderzoek naar en in een concrete situatie. De ‘theorie van het maken’ verwijst zo naar het sleutelen van kunstenaars aan materiaal, ideeën, contexten, naar de nieuwe betekenissen en nieuwe kennis die ze al doende produceren. Zo opgevat is ‘theorie’ niet het alleenrecht van de wetenschap, maar ook niet van de kunst.
Opzet van de conferentie
Het thema van de conferentie leent zich niet alleen voor een discursieve behandeling. Integendeel, onderzoek naar de ‘theorie van de maker’ werkt alleen als theorie in de praktijk overgaat en vice versa. We denken daarom nadrukkelijk aan presentaties én workshops, waarin ruimte is voor (analyse) van het maakproces. We kunnen de ‘dramaturgie’ van de conferentie ook opvatten als één groot maakproces. Daarin komen de drie begrippen van Sennett aan de orde: het lokaliseren van de plaatsen waar iets belangrijks gebeurt: in het debat, in de kunstpraktijk en in het kunstonderwijs; het bevragen van de achtergrond: de context waarin we ons werk als kunstlectoren doen; en ten slotte het uitbreiden van het probleem – de theorie van het maken – met nieuwe problemen: de nieuwe uitdagingen die ambachtelijkheid biedt in een kunstpraktijk die zich in toenemende mate op digitale platforms afspeelt, maar zich soms ook terugtrekt in de traditionele plekken van het ambacht.
[1] http://erikquint.nl/michael-raedecker-wil-brutaal-zijn-2009. Interview met Michael Raedecker: -Je vindt het belangrijk om het werkproces in je doeken te laten zien. “Daar ontkom je niet aan als je handmatig werkt.” -Je doelt op het ambachtelijke aspect van het borduren?“Ja, het schilderen is even oud als het maken van wandkleden.” -Je doeken zijn geen schilderijen, het zijn ook geen wandkleden.“Het zijn wel degelijk schilderijen. Maar als schilder benadruk ik het oppervlak doordat ik er bovenop zit met naald en garen.” Zie ook: De Volkskrant, Merlijn Schoonenboom op 06 maart '04, 00:00, bijgewerkt 11 juni 2009 17:44 (http://www.volkskrant.nl/dagelijksarchief/2009/juni/11).
[2] In de traditionele academies, met name tot de jaren 60 was er wel degelijk aandacht voor oefening (met een speciaal doel) zoals modeltekenen, stilleven tekenen, kleuronderzoek et cetera. Hierbij stond de eigen inventie niet centraal. De aandacht voor deze aspecten verdween niet maar floreert in de amateurteken- of schilderclubs.
Programmaonderdelen nadere toelichting:
10.30-13.00 ateliers (only for research groups)
De theorie van Sennett staat centraal op een dag waar verschillende visies op het ‘maken’ in de kunsten worden getoond en waar wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop dit zich in de diverse artistieke praktijken manifesteert. Het ochtendprogramma van de conferentie bestaat uit ateliers of workshops die een onderwerp met betrekking tot het maakproces in de kunst uitwerken/tonen/uitdrukken. Namen van deelnemende kunstenaars worden zodra bekend hier gepubliceerd.
11.30 – 1300 introductie op Sennett (public)
Voorafgaand aan de lezing van Richard Sennett is een inleiding op zijn werk en ideeën door Thijs Lijster (filosoof R.U.G.) en Hedwig Houben (beeldend kunstenares).Thijs Lijster is als filosoof verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij zich bezig houdt met de vraag naar de maatschappelijke functie van kunst. Met zijn essay 'De Grote Vlucht Inwaarts - Herkomst en Betekenis van Hedendaags Design' (in: De Groene Amsterdammer, 15-12-2010) werd hij winnaar van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2010. Lijster publiceert in diverse bladen, waaronder Krisis - Tijdschrift voor Empirische Filosofie, De Groene Amsterdammer en NRC Next. Hedwig Houben is beeldend kunstenares. Ze neemt momenteel deel aan de groepsexpositie ‘Making is Thinking’ in Witte de With. Deze tentoonstelling refereert aan Sennetts motto ‘Maken is denken’ de basis voor zijn boek The Craftsman (2008).
Hedwig Houben gebruikt de analyse van haar eigen maakproces als uitgangspunt voor haar werk. Deze analyses resulteren in performances, lezingen, publieke interventies, sculpturen of video’s. Tijdens de inleiding geeft zij een presentatie over haar werk.
14.00-15.00 lecture Richard Sennett (public)
16.00-17.30 ‘dialogues with Diderot’: 6 essays of 5 minutes each by invited participants from different disciplines on the subject: what are the consequences for art education? (public)
Abonneren op:
Posts (Atom)